Het
woord 'advent' is afgeleid van het Latijn: adventus (=komst, er aan
komen) en advenire (= naartoe komen). Letterlijk betekent Advent: God
komt naar ons toe. De
Advent heeft in de liturgie een dubbel karakter:
- Het
is de voorbereidingstijd op het Kerstfeest, de geboorte van Jezus
Christus in onze mensengeschiedenis ruim 2000 jaar geleden.
- Eveneens
is de Advent de periode van verwachting van Jezus' wederkomst op het
einde der tijden, wanneer God alles in allen zal zijn.
Advent begint op zondag vier weken voor
Kerstmis, dus de zondag tussen 26
november en 4 december; dit jaar begint de Advent derhalve 30 november 2014.
De zondagen van deze tijd heten 1e, 2e, 3e, 4e zondag van de Advent.
Zo leven wij in de Advent naar het kerstfeest toe, opdat Jezus, Emmanuel
God-met-ons, ook in ons eigen leven geboren mag worden. In deze periode worden
wij uitgenodigd een grondhouding van verwachting en openheid aan te nemen. Wij
maken ons hart klaar om Hem te ontvangen en opnieuw binnen te laten. De liturgie
van de 4 adventszondagen wil die grondhouding ondersteunen en stapsgewijze
gestalte geven.
In
de kerk komt een adventskrans te hangen. Daar staan vier kaarsen op.
Iedere zondag van de Advent wordt er een kaars ontstoken. We zien uit
naar de komst van Jezus, 'het Licht der wereld'. Hoe meer kaarsen van de
adventskrans branden, hoe meer licht er is, dat wil zeggen hoe dichter
Jezus, het Licht, nabij is. De adventskrans is gemaakt van dennengroen;
groen uit de natuur dat de winter trotseert. Het paarse lint dat
doorheen het groen is geslingerd, spoort ons aan tot bezinning en
inkeer. De priester draagt in deze adventstijd een paars kazuifel. Paars
is de kleur van bezinning, boete en bekering. In de advent wordt het
'Eer aan God' (Gloria) niet gebeden of gezongen. Dit vreugdelied zongen
de engelen in Betlehem bij de geboorte van Jezus. We zingen het in de
Advent niet, omdat de Advent een tijd van inkeer is: zo klinkt het met
Kerstmis weer als een nieuw lied. Dat nieuwe lied mogen we met Kerstmis
met de engelen meezingen, vol blijdschap om de geboorte van Jezus.
De
eerste lezingen in de Advent zijn voor het merendeel genomen uit de profeet Jesaja,
die Israël op weg zette om de Verlosser te ontvangen. Jesaja schetst
verschillende beelden over Diegene die gaat komen. In de Evangelies
komen we vaak de laatste grote profeet van het Oude Testament tegen,
Johannes de Doper, de voorloper van Jezus. De Advent is liturgisch
gezien een 'Mariamaand'. Met Maria zien wij vol verwachting uit naar
Jezus die naar ons toekomt.
|